Natuurgegevens Provincie Limburg
.






Indeling in groepen soorten t.b.v. natuurwaardering, Verruigingsindicatoren
Achtergrondinformatie Flora en vegetatie Indeling in groepen soorten
Indeling in groepen soorten, Verruigingsindicatoren
    Een aantal plantensoorten zijn kenmerkend voor onnatuurlijke, verstoorde situaties.
    Het betreft meestal een verdroogde, vermeste of verzuurde bodem. Deze verruigingsindicatoren zijn plantensoorten zoals Grote brandnetel die zich onder invloed van bemesting, verstoring of verrijking sterk kunnen uitbreiden. Een dominante verruigingsindicator wordt, als het op eenvoudige wijze mogelijk is de bedekking in te schatten, in percentage van de bedekking genoteerd. Dit geldt hoofdzakelijk voor vlakvormige landschapselementen.
    De lage kwaliteit-indicerende soorten zijn:

    • Zevenblad
    • Fioringras
    • Bijvoet
    • Hennegras
    • Duinriet
    • Haagwinde
    • Gewoon herderstasje
    • Kruldistel
    • Ruige zegge
    • Melganzenvoet
    • Akkerdistel
    • Speerdistel
    • Kropaar
    • Kweek
    • Heermoes
    • Canadese fijnstraal
    • Rietzwenkgras
    • Kleefkruid
    • Hondsdraf
    • Mannagras
    • Liesgras
    • Gewone berenklauw
    • Pitrus
    • Kompassla
    • Witte dovenetel
    • Paarse dovenetel
    • Engels raaigras
    • Perzikkruid
    • Rietgras
    • Grote weegbree
    • Straatgras
    • Ruw beemdgras
    • Gewoon varkensgras
    • Zilverschoon
    • Kruipende boterbloem
    • Krulzuring
    • Ridderzuring
    • Klein kruiskruid
    • Herik
    • Gewone raket
    • melkdistel-soorten
    • Vogelmuur
    • Boerenwormkruid
    • Gewone paardenbloem
    • Witte klaver
    • Grote brandnetel



    In de vegetatietypologie spelen deze soorten een belangrijke rol in onderscheid tussen waardevolle en minder waardevolle subtypen van bijvoorbeeld bermvegetaties, holle weg-vegetaties en graften (zie De Limburgse vegetatietypologie ).
.
Status toegankelijkheidslabel van Natuurgegevensprovincielimburg.nl. Volg de link voor de volledige toegankelijkheidsverklaring.